Gegevenspuntsymbolen en lijnen in lijndiagrammen aanpassen
In vlak- en lijndiagrammen kunnen de gegevenspunten worden aangeduid
met symbolen (cirkels, driehoeken, vierkanten en ruiten). Ook kunt u tussen de
gegevenspunten een rechte of gebogen lijn weergeven.
De gegevenspunten in deze reeks worden
weergegeven met een driehoek.
De gegevenspunten in deze reeks
worden aangeduid met een vierkant.
Manieren om de gegevenspuntsymbolen en verbindende lijn te wijzigen:
Om het gegevenspuntsymbool te wijzigen, selecteert u een gegevensreeks
m
(vlak of lijn), klikt u op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klikt u op de knop
'Diagraminfo' en klikt u vervolgens op 'Reeks'. Kies een symbool uit het venstermenu
'Gegevenssymbool'. U kunt de grootte van de gegevenspuntsymbolen aanpassen door
een waarde te typen of de stappenregelaar in het bijbehorende veld te gebruiken.
Als u dit kiest, worden de punten als
een curve met elkaar verbonden.
Hier selecteert u het gewenste
symbool voor gegevenspunten.
Om de punten te verbinden met een gebogen lijn, selecteert u een gegevensreeks
m
(lijn) en kiest u vervolgens 'Curve' uit het venstermenu 'Verbindingspunten'.
Om de lijnkleur te wijzigen, selecteert u een lijn, klikt u op de knop 'Info' in
m
de knoppenbalk, klikt u op de knop 'Afbeeldingsinfo' en geeft u de gewenste
lijninstellingen op. Zie “De randstijl wijzigen” op pagina 185 voor instructies.
Zie “Diagrammen opmaken” op pagina 253 voor informatie over andere
opmaakinstellingen.