Standaardkenmerken voor tabellen instellen
U kunt voor de standaardtabel verschillende kenmerken instellen, zoals het aantal rijen
en kolommen, de lijnstijl en -kleur, de tekststijl en de schaduw.
Een tabel bestaat uit verschillende opmaakgebieden, zoals de koptekstrij,
koptekstkolom, binnenranden en buitenranden. Als u standaardtabelkenmerken wilt
instellen, moet u elk afzonderlijk kenmerk op een volledig opmaakgebied toepassen.
Als u bijvoorbeeld de opmaak van één cel in een koptekstrij wijzigt, wordt deze
wijziging niet bewaard als onderdeel van de standaardtabelstijl. Hiervoor moet u de
opmaak van alle cellen in de rij wijzigen.
De standaardkenmerken voor tabellen instellen
1
Plaats een tabel op de pagina.
Zie “Een tabel toevoegen” op pagina 196 voor instructies.
2
Selecteer de tabel en stel vervolgens de gewenste kenmerken in.
Zie “Het formaat van een tabel aanpassen” op pagina 199 voor informatie over het
aanpassen van de afmetingen van een tabel.
Zie “Werken met rijen en kolommen in een tabel” op pagina 205 voor meer informatie
over het toevoegen en verwijderen van kolommen en rijen en het aanmaken van
koptekstrijen en koptekstkolommen.
Zie “Inhoud aan tabelcellen toevoegen” op pagina 212 voor meer informatie over het
splitsen en samenvoegen van tabelcellen, het wijzigen van het formaat ervan en het
opmaken van de randen.
Zie “Werken met getallen in tabelcellen” op pagina 214 voor meer informatie over het
opmaken van cellen die getallen zullen bevatten.
Zie “Afbeeldingen of kleuren aan tabelcellen toevoegen” op pagina 220 voor informatie
over het toevoegen van afbeeldingen aan een tabel.
3
Stel de tekstomloop rond de tabel in.
Zie “Tekst om een regelgebonden of zwevend object laten lopen” op pagina 127 voor
instructies.
4
Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer standaardstijl voor tabel'.
5
Verwijder de tabel van de pagina.