Hulplijnen gebruiken
Hulplijnen worden automatisch weergegeven en verborgen wanneer u zwevende
objecten in een pagina sleept en geven informatie over de relatieve positie van het
object.
Hulplijnen worden alleen weergegeven wanneer u een zwevend object sleept.
Als u het zwevende object loslaat, verdwijnen de hulplijnen. U kunt hulplijnen in
verschillende kleuren weergeven, zodat u gemakkelijker kunt zien welke objecten
worden uitgelijnd wanneer u objecten sleept. Als u hulplijnen inschakelt of de kleur
van hulplijnen wijzigt, gelden die instellingen voor alle documenten die u in Pages
opent.
Hulplijnen verschijnen niet op de afdruk van het document; ze zijn alleen te zien
wanneer u een document bewerkt.
Manieren om met hulplijnen te werken:
Om opties voor hulplijnen in te stellen, kiest u 'Pages' > 'Voorkeuren' en klikt u op
m
'Linialen'. Selecteer de gewenste opties om in te stellen wanneer de hulplijnen worden
weergegeven:
Als u hulplijnen wilt weergeven wanneer het midden van een object met een ander
object wordt uitgelijnd, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen in midden van
object' in.
Als u hulplijnen wilt weergeven als de randen van een object met een ander object
worden uitgelijnd, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen langs randen van object'
in.
U kunt de kleur van hulplijnen wijzigen door op het kleurenvak voor de hulplijnen te
m
klikken en vervolgens een kleur te selecteren in het venster 'Kleuren'.
U kunt hulplijnen tijdelijk verbergen door de Command-toets ingedrukt te houden
m
terwijl u een object sleept.
U kunt objecten ook uitlijnen door met x- en y-coördinaten de exacte positie van de
objecten op te geven. Zie “Zwevende objecten plaatsen door x- en y-coördinaten op
te geven” op pagina 180.
U kunt ook op elke gewenste locatie nieuwe hulplijnen aanmaken om objecten sneller
op de beoogde positie te plaatsen. Zie “Nieuwe hulplijnen aanmaken” op pagina 180.