Zwevende objecten via een aanpasbare lijn met elkaar verbinden
Wanneer u twee zwevende objecten via een lijn met elkaar wilt verbinden, kunt u het 
beste een verbindingslijn gebruiken (in plaats van een afzonderlijke lijn als vorm aan 
te maken). De twee zwevende objecten die met een verbindingslijn met elkaar zijn 
verbonden, blijven met elkaar verbonden, zelfs als u de objecten verplaatst.
Twee zwevende objecten via een verbindingslijn met elkaar verbinden
1
Houd de Command-toets ingedrukt en klik op de twee objecten die u met elkaar wilt
verbinden. Kies vervolgens 'Voeg in' > 'Verbindingslijn'.
Er wordt een rechte lijn tussen de geselecteerde objecten weergegeven. Wanneer 
u de afzonderlijke objecten verplaatst, veranderen de lengte en de positie van de 
verbindingslijn, zodat de objecten met elkaar verbonden blijven.
2
Om een gebogen verbindingslijn te maken, sleept u het witte bewerkingspunt in het
midden van de lijn.
Als u de objecten naar verschillende posities in een pagina sleept, wordt de kromming 
van de lijn aangepast, zodat de objecten met elkaar verbonden blijven.
3
Om ruimte in te voegen tussen het einde van de lijn en een van de verbonden
objecten (zodat de lijn en het object elkaar niet raken), sleept u het blauwe 
bewerkingspunt aan het einde van de lijn weg van het object.
Wanneer u de objecten verplaatst, blijft de ruimte tussen de lijn en het verbonden 
object gehandhaafd.
4
Om de kleur, stijl, dikte of eindpunten van de lijn te wijzigen, maakt u de
verbindingslijn op met de functies in de opmaakbalk of het infovenster 'Afbeelding' 
die u ook voor andere lijnen gebruikt. Zie “Objecten wijzigen” op pagina 183 voor meer 
informatie over het wijzigen van deze kenmerken.